Ook dit jaar monitort Praktijkpunt Landbouw in opdracht van het Landbouwcentrum Granen (LCG) de ziektedruk in tarwe op zes percelen. Op elk perceel worden 20 tot 40 planten gecontroleerd op de vier belangrijkste ziekten: meeldauw, bladziekten (zoals septoria), gele roest en bruine roest.
Deze waarnemingen, samen met die van andere onderzoeksinstellingen binnen het LCG-netwerk, worden ingevoerd in het EPIPRE-model van de Bodemkundige Dienst. Dit model categoriseert de ziektedruk in drie niveaus voor elk van de vier ziektegroepen:
De resultaten worden elke donderdag online gezet, met eventueel een behandelingsadvies als de drempelwaarde volgens het EPIPRE-model is overschreden. Je kan je ook abonneren op de nieuwsbrief.
Binnenkort wordt ook de aanwezigheid van de belangrijkste plaaginsecten in tarwe, zoals bladluizen en graanhaantjes, gemonitord.