Eind februari plaatste Praktijkpunt Landbouw gele vangkommen in tien koolzaadpercelen in de provincie Vlaams-Brabant. In de kommen troffen we tot nu toe nog geen snuit- en glanskevers aan.
Vanaf 20 maart doen we wekelijks een waarneming waarbij er ook tellingen gebeuren op de planten. Als koolzaadteler kan je de waarschuwingsberichten gratis ontvangen via de nieuwsbrief van het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen.
Met waarnemingen en waarschuwingen levert Praktijkpunt Landbouw een bijdrage aan een duurzame beheersing van plagen in de teelt van koolzaad. De twee belagers die we in het voorjaar monitoren, zijn de glanskever en de snuitkever. In Vlaanderen gebeurt er op de meeste percelen één insecticidenbehandeling in het voorjaar, en is het de aanwezigheid van glanskevers die daartoe aanzet.
Door waarnemingen toetsen we de noodzaak van die behandeling af aan de schadedrempel, en helpen we het juiste tijdstip kiezen. Snuitkevers troffen we de voorbije seizoenen relatief weinig aan tijdens onze waarnemingsrondes, en geven in de praktijk niet vaak aanleiding tot bestrijding.
Op één (natter) perceel na zijn de tien velden uit het waarnemingsnetwerk tussen half en eind februari voorzien van de eerste fractie stikstof en zwavel. Door de koude reageert het koolzaad wat trager dan andere seizoenen. De laatst gezaaide percelen alsook de nattere percelen tonen nog hun paarse winterkleur, en daar moet het koolzaad zich nog oprichten. Op percelen waar het koolzaad voor de winter al veel biomassa vormde, is de hoofdknop wel al goed zichtbaar.
Vanaf het stadium knopvorming kan de glanskever schade doen. Bij een bodemtemperatuur van 10°C verlaat de koolzaadglanskever zijn winterstek. De eerste vluchten naar koolzaadpercelen verwachten we bij een luchttemperatuur van 15°C. De kever leeft van stuifmeel. Voor de bloei bijt hij door de kelk- en bloembladeren, en vernielt daarbij een deel van de knoppen.
Waarom we pas ingrijpen bij aanwezigheid van meerdere glanskevers per plant, toonden Franse onderzoekers (Terres Innovia) treffend aan. Vraatschade reduceert de opbrengst van de hoofdbloeiwijze, maar zorgt net voor meer hauwen gevormd uit bloemen op de zijtakken.
In de eerste en tweede week van maart zijn nog geen plaaginsecten waargenomen in de vangkommen.